20 questions
Mijn moeder heeft de touwtjes aan elkaar ............... (knopen, vd)
Hij had op de hulp van zijn moeder............... (rekenen, vd)
Jane heeft om de grapjes................ (lachen, vd)
De jongen zat................... (bidden, vd) op zijn bed.
Max heeft zich over het oordeel..................(verbazen, vd).
Jan heeft op het ijs .....................(schaatsen, vd)
Lia heeft afgelopen lente veel in de tuin ................(spelen, vd)
De conciรซrge heeft de touwen aan elkaar .................(knopen, vd)
Dion heeft de briefjes .................(vouwen ,vd)
Sanne heeft dat aan de juf ..................(beloven, vd)
Skye heeft een huisje .................(bouwen, vd)
Wij hebben de hele middag ...............(voetballen, vd)
Tom heeft over zijn ziekte...................(praten, vd)
Mijn vader heeft de auto....................(parkeren, vd)
Hij heeft aan de verwarming ...............(voelen, vd).
De bloemen zijn ................(planten, vd)
De man heeft de toren ............(verwoesten, vd)
Wendy heeft de antwoorden...................(fluisteren, vd)
Daan heeft de koning..................(ontmoeten, vd)
Tamara heeft in zijn oor...................(fluisteren, vd)